Mooi lijnenspel & sierlijke bewegingen

Onze zwemvijver is veel is meer dan water waar men in kan zwemmen. Het is een natuurlijke biotoop met een boeiende flora en fauna. In de moeraszone groeien allerlei planten. Ze zorgen voor een mooi lijnenspel en mooie kleuren wanneer in bloei. Ons zwemparadijs trekt ook allerlei leuke diertjes aan. Zeker de moeite om gade te slaan, vanuit het water of vanaf het land, in zomer en winter.

Sommige planten kennen we maar al te goed. Gele lis bijvoorbeeld, onze inheemse wateriris, die in de meeste moeraszones het gros van de begroeiing uitmaakt. Niet voor niets natuurlijk want het is een prima waterzuiveraar die bovendien gemakkelijk te onderhouden is. Weelderig is zijn zwaardvormige groene blad, puntend naar het hemelblauw. Een zee van gele bloemen laat zich in de maand mei gewillig beroeren door de wind. De gele lis stond lang geleden model voor de ‘fleur de lys’ in het wapen van de Franse koningen. Dezelfde ‘lelie’, die dus eigenlijk een iris is, vinden we ook terug als embleem van de padvinders. En vermits ze aanwezig was bij het ontstaan van Brussel, aan de oevers van de moerassen van weleer, is de gele iris tevens het symbool van het Hoofdstedelijk Gewest Brussel. 

Snoekkruid 
Een gewas dat meer voor de schoonheid dan voor de zuivering wordt gebruikt is snoekkruid. Deze uit Amerika afkomstige plant valt dadelijk op door zijn wat exotisch uiterlijk. De bladeren zijn mooi groenglanzend gezond en staan op gladde ronde stengels. Snoekkruid bloeit de hele zomer, van juli tot september. De zachtblauwe bloemaren van 8-15 cm groot bekoren ons dus vrij lang en wel nét tijdens de periode dat wij het meest van onze zwemvijver genieten. Na de bloei vertoont de bloemas een benedenwaartse kromming en de vruchten rijpen dicht bij of onder water. De zaden zijn eetbaar en hebben een lekkere notensmaak. Laat u verleiden! 

Prachtige zwarte zaaddoosjes 
Mogelijk heeft uw aanlegger Juncus ensifolius, japanse dwergbies voorzien in de moeraszone. Dat is een klein blijvende biezensoort. Met biezen moet men meestal oppassen. Ze hebben vaak de neiging te gaan domineren. Wanneer we ze laten groeien, verdringen ze de andere planten. Gelukkig geldt dat niet voor deze Japanse dwergbies. Het is een echt leuk oeverplantje dat mooie grasgroene veldjes vormt. Prachtig zijn de zwarte zaaddoosjes die in de zomer verschijnen. Een groen bestandje met daarboven zwarte kopjes, leuk van ver en dichtbij. 

De verstekeling 
Er zijn ook planten die spontaan of half spontaan terecht komen in onze waterbiotoop. Ze worden meegebracht door vogels of zaten als ‘verstekeling’ in de potjes van de aangebrachte planten. Een goed voorbeeld daarvan is ons inheems blaasjeskruid, een van de meest curieuze drijvende zuurstofplanten. Wetenschappers hebben lang gedacht dat de blaasjes alleen maar drijflichamen waren. Ze waren ervan overtuigd dat de blaasjes konden lichter worden en verzwaren naargelang de behoefte. In werkelijkheid zijn het valletjes waarmee de plant zijn voeding aanvult met ‘vers vlees’. Dat laat aan de plant toe te groeien in voedselarm water zoals dat van venen. De vleesetende blaasjes zijn nogal eigenaardig van structuur. De holte is binnenin voorzien van verteringsklieren die een soort ‘maagsap’ afscheiden. Kleine diertjes worden naar deze urntjes gelokt. Ze raken het afsluitklepje aan dat het blaasje afsluit. Het deurtje gaat open. Eens het beestje erin kan het niet meer naar buiten want een soort weerstand laat het deurtje niet in de andere richting opengaan. De beestjes worden vlug verstikt en verteerd door het sap in het blaasje. 

Grote pluim 
Grote waterweegbree is ook een van de planten die vaak spontaan verschijnen in een nieuw aangelegde waterpartij. De sterk geribbelde bladeren zijn erg attractief en worden geboren uit lange stelen. De plant floreert in onze natuur op modderige oevers en in rustig, ondiep water. De kleine witte bloemen staan in een grote, nogal losse, piramidale pluim. Daardoor is er een zekere gelijkenis met het veel in boeketten gebruikt gipskruid. Deze pluimen verschijnen in de periode mei tot augustus. De bloei kan duren tot de eerste vorst. Daarna zorgt koning winter met rijp en sneeuw voor fijn kantwerk op de droge stengeltakjes. Weer een heel andere beleving. 

Bloemenkransjes voor vergiffenis 
Een grote, mooie plant die vaak spontaan aan komt waaien is kattenstaart. Kattenstaart begint te bloeien in juni en doet dat tot september zodat we er de zomer lang van genieten. Iedere bloemstengel eindigt in een bloempiek, bestaande uit talrijke, dicht opeen groeiende kransjes van bloempjes. De bloemen zijn erg rijk aan honing en trekken een resem insecten aan. Bijen, vliegen, zweefvliegen en vlinders verdringen er zich op. Eén enkele volwassen plant kan per jaar mee dan twee miljoen zaadjes produceren. Bovendien is dit zaad erg kiemkrachtig en geduldig. Het kan jaren wachten op gunstige omstandigheden. In de floragrafie (het sturen van boodschappen door het zenden van bloemen) staat de kattenstaart voor vergiffenis. Wie een kattenstaartbloem stuurt zegt daarmee: ‘Aanvaard deze bloem als een betuiging van mijn spijt’.

Wilde groente 
Veel bescheidener is beekpunge, een overblijvende plant behorende tot de helmkruidfamilie. Het is een van de weinige in ons klimaat wintergroene oeverplanten. Het celsap bevat vriespuntverlagende stoffen. Daardoor bevriezen de groene delen van de plant alleen in heel strenge winters. Het plantje heeft de neiging snel voort te kruipen en toont ons zijn minuscule blauwe bloempjes. Het is een gewasje dat we sterk aanbevelen voor de filterende moeraszones van zwemvijvers vanwege zijn winterse activiteit. Beekpunge vormt een ideale aanvulling van moeraszones die vol staan met irissen. Doordat de planten laag blijven vormen ze een mooie bodembedekking en doen hun werk op het moment dat de irissen stil gevallen zijn (herfst en winter). Beekpunge is bovendien eetbaar. Alle groene delen, bladeren en jonge, nog niet bloeiende scheuten, vormen een originele wilde groente. Ze kunnen rauw gebruikt worden in salades maar smaken wel wat bitter. De smaak heeft wat weg van waterkers maar is minder scherp. Goed afspoelen voor gebruik.

Aards paradijs 
Veel dieren profiteren van de aanwezigheid van een zwemvijver in de tuin. Een aantal insecten (zoals bijen) komen drinken van het dorstlessende nat. Ze doen dat erg voorzichtig, vaak vanaf de rand van een waterlelieblad. Een aantal vlinders wordt aangetrokken door de honingrijke bloemen van veel oeverplanten. Voor veel vogels is de vijveroever het aards paradijs. Ze komen er drinken en zich ploeterend wassen. Zeker merels doen dit graag. Wanneer de tuinvijver niet te ver van een huisraam ligt zal men hieraan extra veel genoegen beleven. Dit is echt een lust voor het oog van oud en jong. Zwaluwen vangen muggen en komen al vliegend drinken van het water. Dat is trouwens het enige moment dat ze laag boven de aarde scheren. Wat een verschil met een klassiek zwembad met chloor, daarvan zullen deze vogels nooit drinken! Het bewegende water dat van en naar de moeraszone stroomt is onweerstaanbaar voor zangvogels. Ze worden er naar toe gelokt en proberen met hun zang het murmelende geluid te overstemmen.

Vliegkunsten 
Allerlei juffers en libellen komen ons met hun vliegkunsten verrassen. Deze kleurige, uit sprookjes verdwaalde schepselen trekken onze aandacht door hun speciale vlucht. Met hun tere lichte vleugels doen ze de meest onmogelijke vliegstunts. Zelfs een diep in de stad gelegen tuin met zwemvijver mag geregeld bezoek verwachten van deze ‘feeën van het water’. De vrouwtjes hebben vaak een ander kleur dan de mannetjes en de kleur kan ook veranderen naarmate ze ouder worden. Ze zijn volkomen ongevaarlijk en verrichten nuttig werk. Ze vangen grote aantallen muggen, bladluizen en vliegen. Het onderscheid tussen een libel en een waterjuffer is vlug te maken. In rust houden libellen hun vleugels volledig gespreid, terwijl waterjuffers hun vleugels samenvouwen, verticaal boven het lichaam houden of wat gespreid houden. Manoeuvreren is dé specialiteit van libellen: ze kunnen stilstaan in de vlucht en zelfs achteruit vliegen dank zij hun onafhankelijk van elkaar werkende vleugels. Vliegtechnnologie uit de oertijd, nooit geëvenaard.

Billetjes 
Ook kikkers zijn dankbare onderwerpen om te bestuderen. Ze nemen met hun ogen alleen bewegingen waar. Dat betekent dat we ze dicht kunnen naderen zonder hen op te schrikken. Het enige wat we moeten doen is traag en vloeiend bewegen tijdens het naderen. We spelen als het ware ‘wuivende riethalm’. De kleur alleen volstaat zeker niet om een groene kikker te onderscheiden van een bruine. Groene kikkers zien erg vaak bruin en bruine kikkers zijn soms groenachtig. Het is beter naar de onderkant van de billetjes te kijken. Die zijn bij de groene kikkers zwart gevlekt op een lichtere (witte of gele) ondergrond. Dit is niet het geval bij de bruine kikker. Bruine kikkers hebben zwemvliezen die slechts tot aan twee derde van de tenen reiken. Bij groene kikkers zijn de zwemvliezen volledig. Bruine kikkers hebben een donkere, lange, wat driehoekige vlek achter elk oog. Dit is het makkelijkst te herkennen verschil. Ze hebben interne kwaakblazen en kunnen dus niet veel lawaai maken. Ze maken alleen wat knorgeluiden in de paartijd. De mannetjes van de groene kikker hebben uitwendige kwaakzakken en kunnen een luid gezang verspreiden.

Zonnekloppers 
Levendbarende hagedissen zijn typische bewoners van zonnige plaatsen met een hoge vochtigheid, onze vijveroever bijvoorbeeld. Men ziet ze niet zo vaak, omdat ze een nogal verborgen leefwijze hebben. Alleen als ze behoefte hebben aan zonnewarmte, komen ze tevoorschijn en installeren zich voluit op een steen of een stuk hout. Zolang ze het idee hebben niet gezien te worden houden ze zich doodstil. En inderdaad moet men er dan oog voor hebben om ze te ontdekken. Komt men te dicht bij, dan schieten ze snel weg. Bekend is hun verdedigingsmechanisme tegen roofdieren. Door zelfverminking (afstoten van de staart) zijn ze vaak in staat hun leven te redden. De staart breekt af en vóór de belager er erg in heeft, is de eigenaar ervan al goed en wel verdwenen. De hagedis verschijnt een tijdje later met een nieuwe staart op het toneel. De nieuw aangegroeid staart heeft vaak wel een andere kleur. Voortaan zal de hagedis het met een veel kortere, meer stompe staart moeten stellen. De levendbarende hagedis is volkomen ongevaarlijk en voedt zich met allerlei insecten en hun larven.